Het thema van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog is dit jaar – 2017 – de kracht van persoonlijke verhalen. De komende weken publiceer ik hier stukjes uit het boekje dat mijn moeder – Margaretha Adriana Maria Barneveld (1937-2016) schreef vooral over haar herinneringen aan het laatste oorlogsjaar (1944-1945). Sommige herinneringen zijn uit eerdere oorlogsjaren. Ze woonde toen in Kampen.
Zondagmorgen ging ik met vader naar de kerk. Mijn moeder paste thuis op mijn kleine broertje. In de kerk begreep ik nog niet veel. Ik telde hoeveel vrouwen in klederdracht waren. Het plafond was versierd met kleine bloempjes. Die probeerde ik ook te tellen, maar dat was veel lastiger.
Opeens kwam de koster de kerk binnenstuiven. Hij schreeuwde: ‘De Duitsers komen! Razzia’! Alle mannen onder de veertig achter het orgel de kerk uit!’ We stonden vlug op, liepen naar de trap, snel naar boven en achter het orgel. Daar kon je inderdaad naar beneden en dan kwam je buiten. Er stond een muurtje waar mijn vader mij opstelde. Zelf sprong hij over het muurtje. Ik moest springen en hij ving me op. Zo kwamen wij in een bongerd en toen in de Groenstraat.
Thuis gekomen, schrok mijn moeder heel erg. Werd het nu niet tijd dat vader ging onderduiken? Er was ook al bericht gekomen dat vader zich moest melden bij de Duitsers. Hij zou dan aan een kant van de straat kuilen moeten graven. Als Amerikaanse vliegtuigen overvlogen, die op de Duitsers wilden schieten, konden die dan vlug in zo’n kuil springen om zich te beschermen. Bij ons in de straat werd er ook gegraven. Ik vond het leuk om ernaar te kijken. De mannen stonden maar wat met elkaar te kletsen. Als er een Duitser aankwam, begonnen ze gauw te graven. Je kon ook wel naar Duitsland gestuurd worden om daar te werken.
Tijdens zijn diensttijd in de mobilisatie had vader een motorongeluk gehad, waarbij een deel van zijn knieschijf was verbrijzeld. Hij werd afgekeurd. Dat stond ook in zijn persoonsbewijs. Eerst dacht hij dat de Duitsers hem toch niet konden gebruiken als hij zijn persoonsbewijs liet zien. Daar vertrouwde hij nu niet meer op, want zijn been was helemaal genezen.
Vader had wel een verstopplek in huis. Uit de aanrechtkastjes in de keuken had hij al de planken gesloopt, zodat hij daar kon zitten als de Duitsers zouden komen. Daar stond ook onze radio. Als Radio Oranje ervoor was, kroop vader achter de deurtjes. Maar mijn moeder vertrouwde het niet. Ze bleef aandringen, dat hij weg moest gaan. We hadden veel kennissen onder de buren op Kampereiland.Bij een van hen kon hij vast wel terecht. Vader pakte zijn tekenspullen en vertrok.